Normandië is wellicht het meest bekend vanwege de Tweede Wereldoorlog en de landing van de geallieerde troepen op D-Day. De regio verrast echter ook met mooie natuur, spannende architectuur en indrukwekkende kunst. Badgasten worden niet vergeten en komen volop aan hun trekken in de vele gezellige plaatsjes langs de Franse Atlantische kust. En je smaakpapillen? Die worden royaal verwend met de vele Normandische lekkernijen.
1. HEERLIJK WANDELEN OP DE GR21 EN VOORAL GENIETEN
De GR21 (Grote Routepad 21) loopt van Le Tréport, via Dieppe, Fecamp en Etretat tot in Le Havre. Je hoeft enkel de rood-witte markeringen van de GR te volgen. Natuurschoon is gegarandeerd door onder meer de krijtrotsen, die ik trouwens al wandelend en al klimmend ga ontdekken. Blijf wel op het pad, sommige delen kunnen onstabiel zijn. 30km uitgestippelde weg.
Vooraf had ik wat wensen. Ik wil rust en actief combineren. Een wandeling maken langs de kliffen. De wandeling begint in het Yères-dal en klimt gestaag naar één van de hoogste bergen van de Normandische kust. De bloedhete temperaturen van boven de 30° met af en toe een briesje storen echter de zeemeeuwen niet; voor hen is dit een speeltuin.
De streek is bij ons goed gekend. Alleen vind ik het jammer dat ik heel weinig info vind in gidsen over de overnachtingsmogelijkheden langs de GR.
2. LE TREPORT: SMAKELIJKE SPECIALITEITEN
Na enkele dagen van wandelen, is het tijd om iets te proeven. Het wordt smullen aan de haven in Le Tréport, waar ik wonderlijke verhalen hoor. De streek staat bekend om zijn vissers; ze komen van overal. Op het moment van dit schrijven, sta ik met de regisseur van de film “ Le Pecheur” een praatje te maken. Hij maakt een reportage over het leven van de vissers voor Canal Plus.
De streek is bij liefhebbers bekend om zijn oesters en mosselen. Op de Quai Francois Ier langs de haven is het gezellig druk: er zijn winkeltjes, café’s, terrasjes en vele visrestaurants. Bij de vishal zit een rij koopvrouwen achter kisten vol mosselen; binnen liggen allerlei soorten vissen op de lange banken.
3. MERS-LES-BAINS : HET ONTDEKKEN WAARD
Ik volg nog steeds de GR21. Naast le Tréport, aan de monding van de Bresle is het alsof de tijd heeft stilgestaan. De lange wandeldijk in de 19e eeuw charmante badstad Mers-les-Bains telt maar liefst 300 villa’s, ze noemen dit de Belle Epoque huizen in de quartier balnéair. De hele wijk is geklasseerd erfgoed.
De rijke Parijzenaars en andere aristocraten bouwden hier hun tweede woning in een typische bouwstijl van die tijd. De meest hebben de naam van een vrouw. Nergens langs de Franse kust vind je zo’n wijk. Sommige getuigen van een uitzonderlijke schoonheid. Tradities worden hier in ere gehouden. Het feest van de zwemmers in kostuum Belle Epoque gaat door dit jaar op 23 juli. De vele brasseries met uitnodigende moules-frites laat ik links liggen en zet mijn weg verder naar Criel-sur-Mer.
4. CRIEL-SUR-MER: MOOIE ALBASTEN KUSTEN
Na de Opaalkust en de Baai van de Somme biedt dit stukje Normandië met zijn hoge falaisekusten een totaal ander uitzicht. Criel-sur-Mer, de vallei van de Yères en de Côte d’Albâtre wordt genoemd naar de kleur van de rotsen. De GR21 loopt op enkele meters van de lange, hoge en steile krijtmuren.
In de Yères zit nogal wat vis, vooral forel; er wordt dan ook druk gevist. Bij eb ligt er een grote droge vlakte voor de kust. Deze is niet met zand maar vol met door de branding losgespoelde en gladgeslepen steentjes; kiezelstranden dus. Sommige waaghalzen riskeren de GR langs het strand te wandelen maar het water stijgt in snel tempo tot aan de kliffen.